De recente schok op de aandelenmarkt van Broadcom ($AVGO) heeft opnieuw de aandacht gevestigd op een groeiende spanning binnen de sector: de integratie van VMware na de overname en vooral de wijziging in het businessmodel. De recente daling van de koers – in een enkele sessie dubbele cijfers, zoals viral ging op sociale media en binnen interne gesprekken van het VMware-ecosysteem – wordt gedeeltelijk gelezen als een teken dat de markt niet alleen waarde hecht aan de IA-narratief, maar ook aan hoe een bedrijf een kritische infrastructuur voor duizenden organisaties beheert.
In het midden van het debat staat de licentievoering. Sinds VMware afhankelijk is geworden van Broadcom, wordt de verschuiving richting pakketten en abonnementen geïnterpreteerd als een bovenlaagse vereenvoudiging (minder SKUs, meer bundles) en een onderlaagse complicatie (minder flexibiliteit voor gebruikers die niet passen in het standaardpakket). In de praktijk is waar systeembeheerders en IT-verantwoordelijken het meest geïrriteerd door niet de nieuwe aanbiedingen zelf, maar door de echte keuzemogelijkheid: wanneer een product of een onderdeel van de stack bijna verplicht wordt om nog ondersteuning, patches en operationele continuïteit te garanderen, dan wordt elke vorm van dwang problematisch voor het imago.
Het conflict draait niet alleen om prijs, maar vooral om operationeel controle. De recente discussies mengen twee lagen:
De economische laag, met verhalen over kostenstijgingen “veel hoger dan verwacht”. Op sociale media worden extreme stijgingen genoemd, zelfs tot 1500%, maar deze kunt u beter lezen als marktgeruis: afhankelijk van de uitgangspositie, het eerdere contracttype, de omvang, historische kortingen en vergelijkingscriteria. Echter, het onderliggende signaal blijft: veel organisaties ervaren dat hun toekomstige factuur onzekerder en stijver wordt.
De technische-operatieve laag, waar het dispuut ernstiger wordt. Wanneer het licentiemodel van een hypervisor wordt aangepakt, gaat het niet om “een app”, maar om de basis waarop bedrijfsapplicaties draaien, backups worden gemaakt, disaster recovery wordt uitgevoerd, virtuele netwerken, opslag en automatiseringsprocedures worden beheerd. Voor IT-teams betekent elke wijziging die impact heeft op vernieuwingen, compliance, audits of support direct risico.
Het gevolg is bijna automatisch: waar eerder inertie was (“we blijven bij VMware omdat het werkt”), ontstaan nu contingentie-vergaderingen (“wat zijn onze echte alternatieven als in zes maanden weer een ander model wordt doorgevoerd?”).
De markt reageert en de discussie verschuift naar alternatieven. De daling van Broadcom op de beurs, los van de specifieke aanleiding – zoals advies over resultaten, marges of IA-verwachtingen – heeft een fenomeen versterkt dat al gaande was: de ‘showroom’ van opties voor VMware is mainstream geworden. Dit betekent in 2025 twee dingen:
Het gaat niet alleen meer over het vervangen van een hypervisor, maar over het vervangen van een compleet ecosysteem: virtualisatie, beheer, HA, opslag, backup, monitoring en dagelijkse operaties.
De adoptie hangt minder af van de software op zich, en meer van de ‘migratieweg’: tools, professionele diensten, ervaring, samenwerkingsplannen en rollbackstrategieën.
In dat landschap komt Proxmox VE steeds meer in beeld vanwege zijn kenmerkende combinatie van open source-modellen, KVM als basis voor VM’s, LXC-containers, geïntegreerd beheer en de echte mogelijkheid om met ZFS of Ceph te werken. Proxmox concentreert zich op infrastructuurbeheer, niet op gebruikservaring, en past daardoor vaak beter bij IT-Teams.
Waarom wordt Proxmox nu een serieuze optie? Tegen 2025 is het argument niet meer “Proxmox is goedkoop”, maar “Proxmox verlaagt afhankelijkheden en herwint manoeuvreerruimte”. Wat system administrators waarderen, is onder meer:
– Gekoesterde architectuur: KVM, Linux, standaard opslagbeheer.
– Laag-drempel en flexibiliteit: VM’s en containers in één dashboard, met controle en API’s voor automatisering.
– Integrale backupmogelijkheden via Proxmox Backup Server, vooral bij strikte RPO en RTO-eisen.
– Steeds meer integrators en MSP’s die migratie en beheer in één pakket aanbieden, vooral voor teams die niet alles zelf kunnen doen.
Echter, migreren is meer dan gewoon installeren. Het betekent herontwerpen of aanpassen van netwerken, opslag, backups, onderhoudsschema’s en documentatie. Het vereist planning, testen en een duidelijk migratiepad. Die inspanning werd eerder vaak uitgesteld, maar door de nieuwe licentiemodellen wordt een heroverweging noodzakelijk.
Voor systeembeheerders is het essentieel om bij een potentiële migratie enige helderheid te krijgen:
– Wat is de exacte inventaris? Welke VM’s en afhankelijkheden zijn geïdentificeerd?
– Hoe ziet het netwerk eruit? VLANs, routing, firewalls, andere componenten.
– Wat betreft opslag en prestaties: IOPS, latentie, snapshotbeheer en behoefte aan ZFS of Ceph.
– Backup- en disaster recovery-plannen: compatibiliteit en testbaarheid.
– Een plan voor gefaseerde migratie met rollback-opties en acceptatiecriteria.
De onzekerheid over licenties versnelt nu de afwegingen, en die dynamiek leidt tot meer diversificatie van oplossingen. Het sectorbedrijfsmodel laat een belangrijke les zien: technologie die “fundamenteel” is, moet ook een “fundamenteel” en voorspelbaar businessmodel hebben. Anders reageert de markt met pilots, pilootprojecten en migraties.
Deze situatie biedt ook een waarschuwing voor de bredere infrastructuursoftwareindustrie: als je kerntechnologie ‘fundamenteel’ is, moet je businessmodel dat ook zijn – voorspelbaar, auditable en geschikt voor het datacenterritme. Anders blijft de markt niet lang passief; hij zal alternatieven en dreigingen opwerpen.
Wat de toekomst brengt, hangt af van hoe snel en hoe adequaat deze sector haar kernconstructies aanpast aan de nieuwe realiteit. Het is duidelijk dat de enige constante in deze markt niet de technologie zelf is, maar de veranderende dynamiek van controle, kosten en strategische autonomie.
