De race voor AI botst op elektrische muur: vliegtuigturbines en fossiele generatoren voor datacenters

De AI-industrie wordt vaak gesproken over chips, geheugen, kapitaal en steeds grotere modellen. Maar in 2025 ontdekken veel operators dat de werkelijke bottleneck minder technisch en meer prozaïsch is: het tijdig verkrijgen van elektriciteit. Wanneer het elektriciteitsnet niet op tijd aankomt — of te laat komt — wendt de sector zich tot oplossingen die tot voor kort nog als noodmaatregelen werden beschouwd: on-site generatie met aeroderivatische turbines (technologie afkomstig uit de luchtvaart) en diesel- of gasturbines die fungeren als hoofdvoeding.

Deze situatie is niet slechts metaforisch. Tijdelijke energieleveranciers zetten systemen in gebaseerd op aeroderivatische turbines — gas turbines die uit de luchtvaart worden gehaald en aangepast voor elektriciteitsproductie — om tientallen of honderden megawatt te leveren, naast faciliteiten die normaal jaren zouden moeten wachten op een stabiele netaansluiting. De logica is eenvoudig: als een datacenterproject miljarden waard is en de planning strak is, kan de kostenpost van het “fabriceren” van eigen elektriciteit voor een operator aantrekkelijker lijken dan uitstel.

Van back-up naar hoofdaanbod

Al decennia lang was een generator het laatste redmiddel: getest, onderhouden en zelden gebruikt. Maar de huidige druk verandert dat beeld. In Noord-Amerika wordt duidelijk gesproken over een shift: machines bedoeld voor reservegebruik krijgen nu een rol als “prime” vermogen (continu gebruik) om de lange wachttijden voor netaansluitingen te omzeilen. Deze vertragingen worden veroorzaakt door de groeiende vraag naar stroom door nieuwe datacenters en andere grote belastingen.

Het probleem ligt niet alleen in de hoeveelheid energie, maar vooral in de snelheid: een groot datacenter kan een capaciteit vereisen die versterking van transformatoren, lijnen en vergunningen vereist. In de praktijk wordt de toegang tot elektriciteit een bureaucratische race, waarbij de planning niet altijd strookt met de werkelijke groei van AI-infrastructuur.

Aeroderivatische turbines: snel inzetbare oplossing?

De meest opvallende alternatieven zijn aeroderivatische turbines: machines die snel op gang komen, grote vermogens kunnen leveren en relatief flexibel geplaatst kunnen worden vergeleken met traditionele afvalgas- of stoomarmoestromen. In de AI-wereld worden ze populair als tijdelijke brug: datacenters sneller operationeel maken voordat het net gereed is of het voortzetten van werkzaamheden tijdens het afwachten van netuitbreidingen.

Deze trend legt de markt onder druk. In de toeleveringsketen van turbines wordt gesproken over jaar-uitlooptijden voor bepaalde machines en wordt reserveren van productiecapaciteit een strategisch spel. Sommige fabrikanten betalen forse bedragen om een plek in de rij te verzekeren voor einde van het decennium. Dit geeft aan dat de bottleneck zich verplaatst van chips en elektronische componenten naar energievoorziening en zware machines.

Herbruik van motorblokken: van de luchtvaartbaan naar megawatt

De culturele en mediastorm ontstaat wanneer het verhaal simplistisch wordt: “vliegtuigmotoren die datacenters voeden”. Hoewel niet elk project direct een motor van een vliegtuig haalt, weerspiegelt het wel een realiteit: aeroderivatische technologieën afkomstig uit de luchtvaart worden omgezet in industriële energieproductie.

In de VS worden voorbeelden genoemd zoals ProEnergy, dat toestaat hardware van turbines te hergebruiken en te modificeren voor stroomproductie in situaties waar het net niet op tijd kan aansluiten. Sectoranalisten volgen deze ontwikkelingen nauwgezet omdat ze wel haalbaar zijn, maar ook vragen oproepen over emissies, lawaai, brandstoflogistiek en vergunningen.

De onzichtbare kost: brandstof, emissies en lokale conflicten

De minder spectaculaire kant is dat energie lokaal genereren kostbaar is en gevolgen heeft. Operators worden afhankelijk van diesel- of gasbrandstof, wat prijsschommelingen met zich meebrengt, een grotere ecologische voetafdruk veroorzaakt en soms conflicten met omwonenden en regelgevende instanties oplevert. Toch wegen voor sommige projecten de baten zwaarder: het voorkomen van dure vertragingen die het zakelijke plan kunnen ondermijnen.

Fabrikanten zien een markt in deze ontwikkeling. Bijvoorbeeld Cummins meldt in zijn financiële rapporten een toenemende vraag naar generatoren voor datacenters, vooral waar continu stroom ineens cruciaal is.

IA groeit sneller dan de energie-infrastructuur

Het snel gebruik maken van fossiele brandstoffen als “plan A” is niet louter een praktische oplossing, maar ook een teken van onderliggende problemen: energienetwerken en infrastructuur zijn niet voorbereid op de enorme en snelle groei van nieuwe, geconcentreerde belastingpunten. Terwijl er wordt gedebatteerd over hernieuwbare energie, slimme netten en opslag, is de werkelijkheid dat veel projecten nu echt stroom nodig hebben, niet pas in 2028 of 2030.

Deze spanning gaat verder dan techniek: als de sector gewend raakt aan het “opstoken” van datacenters met turbines en brandstof, daalt de focus op duurzaamheid en wordt het een operationeel, regulatoir en reputatievraagstuk. Paradoxaal is dat technologieën die inzetten op efficiëntie en minder verbruik juist nu worden ingezet om de energietoevoer op gang te brengen.

Kortom, de ontwikkeling wijst op een situatie waarin de technologische wensen en de realiteit van de energievoorziening botsen, en dat de sector zich moet aanpassen terwijl de urgentie toeneemt.

Scroll naar boven