Europa op een keerpunt: De strategische rol van open-source software
Europa bevindt zich op een cruciaal keerpunt in zijn relatie met open-source software. Een recent rapport van de Linux Foundation, in samenwerking met Canonical — het bedrijf achter Ubuntu — biedt cijfers en context voor een langdurige trend: open source is niet alleen een technische tool, maar een strategisch instrument voor concurrentie, innovatie en digitale soevereiniteit op het continent.
Het rapport, getiteld Open Source as Europe’s Strategic Advantage: trends, barriers, and priorities for the European open source community amid regulatory and geopolitical shifts, verzamelt interviews met experts en enquêtes van 316 organisaties in heel Europa. De bevindingen schetsen een Europa dat open-source software massaal heeft aangenomen, maar nog steeds een gebrek aan organisatorische en politieke volwassenheid vertoont om deze ontwikkeling om te zetten in een echte motor van transformatie.
Een uitgebreid ecosysteem met ongelijke volwassenheid
De gegevens zijn duidelijk: 64% van de Europese bedrijven maakt gebruik van open-source voor hun besturingssystemen, 55% doet dit voor cloud- en containertechnologieën, en 54% voor web- en applicatieontwikkeling. Open-source is inmiddels op bijna alle niveaus van technologische stacks aanwezig.
Echter, deze massale adoptie contrasteert met een gebrek aan formele strategie: slechts 34% van de organisaties heeft een goed gedefinieerde OSS-strategie. Bovendien heeft slechts 22% een Open Source Program Office (OSPO) opgericht, interne kantoren die zich richten op het beheer van de relatie met open-source projecten. Deze structuren zijn cruciaal voor het waarborgen van wettelijke naleving, het optimaliseren van bijdragen en het afstemmen van het gebruik van OSS op de bedrijfsdoelstellingen.
De onderontwikkeling is niet alleen een organisatorisch probleem, maar ook een cultureel. Het rapport onthult dat 86% van de niet-leidinggevende medewerkers open-source als essentieel voor de toekomst van hun organisatie beschouwt, tegenover slechts 62% van de C-level executives. Deze kloof in visie tussen de basis en de top weerspiegelt een strategisch tekort op het niveau van besluitvorming.
Erkende voordelen: productiviteit, innovatie en concurrentievermogen
Ondanks deze tekortkomingen erkennen Europese organisaties op grote schaal de voordelen van open source. Volgens het rapport:
- 63% geeft aan dat OSS de productiviteit verhoogt.
- 62% benadrukt dat het de afhankelijkheid van externe leveranciers vermindert (vendor lock-in).
- 58% beweert dat het de totale eigendomskosten (TCO) verlaagt.
- En misschien wel het meest relevant: 69% gelooft dat open source hen concurrerender maakt.
Het gaat niet alleen om kostenbesparing. 75% van de ondervraagden vindt dat ontwikkeling in open source leidt tot kwalitatief betere software en 58% verbindt het direct met een stimulans voor innovatie in hun sectoren.
Dit leidt tot een duidelijke conclusie: open source wordt niet langer beschouwd als een secundaire of niche-optie, maar als een concurrentievoordeel in diverse sectoren zoals telecommunicatie, bankwezen, industrie en de publieke sector.
De bijdragende kloof: velen consumeren, weinigen geven terug
Hoewel de adoptie wijdverbreid is, legt het rapport een structureel probleem in de relatie van Europa met OSS bloot: het lage bijdrageratio.
Meer dan 50% van de organisaties draagt niet bij aan open-source projecten (23%), of doet dit zeer beperkt (20%). Een omstandigheid waar 8% zelfs niet weet of hun bedrijf bijdraagt. Slechts 28% heeft ontwikkelaars in dienst die fulltime werkzaam zijn als maintainers of regelmatige bijdragers.
De paradox is dat bedrijven die wel actief investeren duidelijke rendementen behalen: 81% van de bedrijven met fulltime bijdragers rapporteert een hoge of zeer hoge waarde van hun investering.
Waarom dragen bedrijven dan niet meer bij? De redenen omvatten:
- Zorgen over juridische kwesties en licenties (31%).
- Angst voor verlies van intellectueel eigendom (24%).
- Een gebrek aan begrip van de waarde van OSS buiten het technische domein (34%).
Deze barrières zijn rechtstreeks verbonden aan het gebrek aan strategische volwassenheid: zonder duidelijke beleidslijnen, OSPO’s en zonder steun van het hoger management, geven bedrijven de voorkeur aan een passieve consumptiehouding, zelfs ten koste van het verzwakken van het ecosysteem dat hen voordelen biedt.
Open source als pad naar digitale soevereiniteit
Een van de belangrijkste assen van het rapport is de rol van OSS in de digitale soevereiniteit van Europa. In een context gekenmerkt door geopolitieke spanningen, handelsconflicten en technologische afhankelijkheden realiseren beleidsmakers en bedrijfsleiders zich steeds meer dat open-source software een alternatief kan zijn om de kwetsbaarheid tegenover een klein aantal wereldwijde leveranciers te verminderen.
89% van de ondervraagden beschouwt OSS als de belangrijkste weg voor het ontwikkelen van een sovereine IA in Europa, veel meer dan andere opties zoals open data (69%) of open standaarden (69%).
Concrete voorbeelden zoals het OpenGPT-X-project in Duitsland, Inspect in het Verenigd Koninkrijk en de opkomende Franse Mistral AI tonen aan dat Europa talent en referentieprojecten heeft, hoewel er nog publieke en private investeringen ontbreken om deze te consolideren tegenover Amerikaanse en Chinese giganten.
Philippe Ensarguet, vice-president engineering bij Orange en lid van de raad van de Linux Foundation Europe, vat het duidelijk samen in het rapport: “Het veranderende geopolitieke landschap heeft de belangrijke rol van open source onderstreept: afhankelijk zijn van leveranciers uit bepaalde regio’s kan een risico vormen, en open-source software biedt een manier om die afhankelijkheid te verminderen.”
Regulering en onbekendheid: de uitdaging van cyberresilience
Het rapport wijst ook op een zorgwekkend tekort in de opkomende regelgeving rond cyberbeveiliging. 62% van de organisaties geeft toe niet bekend te zijn met de Cyber Resilience Act (CRA), die in 2027 van kracht zal worden en onder andere vereist dat leveranciers een Software Bill of Materials (SBOM) op verzoek van de autoriteiten genereren.
Organisaties die actiever betrokken zijn bij open-source projecten lopen voorop in dit opzicht: 43% van de zeer betrokken fabrikanten produceert al een SBOM voor al hun producten, vergeleken met 26% van de minder betrokken bedrijven.
Dit toont aan dat actieve deelname aan OSS niet alleen voordelen biedt voor innovatie, maar ook helpt om vooruit te lopen op de regelgevingsvereisten die, indien niet nageleefd, kunnen leiden tot sancties of verlies van concurrentievermogen.
Voorbeelden van publiek beleid: Duitsland en Frankrijk als referentie
Het rapport bevat ook succesvolle voorbeelden op het gebied van overheidsbeleid. Duitsland financiert via zijn Sovereign Tech Agency (STA) direct het onderhoud van cruciale OSS-projecten voor zijn digitale infrastructuur. Frankrijk heeft op zijn beurt het French Tech Souveraineté Fund opgericht, dat de oprichting van Probabl, een spin-off van het scikit-learn project, heeft gesteund, gericht op de duurzaamheid van data science gemeenschappen.
Deze voorbeelden tonen aan dat overheden een actieve rol kunnen spelen in het waarborgen van de duurzaamheid van open-source software waar strategische sectoren afhankelijk van zijn. De Linux Foundation suggereert dat Europa een pan-Europese soevereine technologieagentschap zou moeten overwegen dat investeringen en steun breder coördineert.
Prioriteiten voor investeringen en de toekomst van OSS in Europa
De studie identificeert de gebieden waarin open source de komende jaren het meest bepalend zal zijn:
- Besturingssystemen (43%).
- IA en machine learning (38%).
- Cyberbeveiliging (34%).
Bovendien beschouwen de ondervraagden het als priority om open alternatieven voor technologische monopolies (55%) te bouwen, de overheidsacceptatie van OSS te bevorderen (52%) en open-source als een digitale publieke goed (31%) te erkennen.
De boodschap is duidelijk: de toekomst van de Europese concurrentie in cruciale sectoren hangt af van het consolideren van een rijpe en gecoördineerde open-source strategie, zowel op bedrijfs- als overheidsniveau.
Conclusie: een keerpunt voor Europa
Het rapport van de Linux Foundation en Canonical schetst een ambivalente situatie. Aan de ene kant beschikt Europa over talent, projecten en een ecosysteem van massale adoptie dat open source als een beslissende factor in innovatie en digitale soevereiniteit plaatst. Aan de andere kant blijven culturele, strategische en regelgevende barrières bestaan die de consolidatie ervan belemmeren.
De uitdaging voor de komende jaren zal zijn om deze passieve adoptie om te zetten in actieve betrokkenheid, met investeringen, ambitieuze publieke beleidsmaatregelen en bedrijfsstrategieën die de waarde van OSS erkennen die verder gaat dan alleen kostenbesparing.
In een wereld die wordt gekenmerkt door geopolitieke en technologische concurrentie, blijkt open source niet alleen een pragmatische keuze, maar ook een strategisch voordeel voor Europa.
Veelgestelde vragen (FAQ)
1. Waarom is open-source software zo belangrijk voor de digitale soevereiniteit van Europa?
Het stelt Europa in staat de afhankelijkheid van buitenlandse leveranciers te verminderen en ervoor te zorgen dat kritische technologie-infrastructuren kunnen worden gecontroleerd, aangepast en onderhouden door Europese actoren, wat cruciaal is in een context van geopolitieke spanningen.
2. Welke Europese sectoren profiteren het meest van het gebruik van OSS?
Hoofdzakelijk telecommunicatie, bankwezen, publieke administratie, data science en, in toenemende mate, de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie en cyberbeveiliging.
3. Wat is het belangrijkste obstakel voor bedrijven om bij te dragen aan open-source projecten?
De angst voor juridische problemen of verlies van intellectueel eigendom, evenals het gebrek aan duidelijke strategieën en OSPO’s om deze bijdragen goed te beheren.
4. Hoe kan Europa zijn open-source ecosysteem in de komende jaren versterken?
Door duurzame publieke financieringsbeleid, ambitieuzere particuliere investeringen, het oprichten van OSPO’s in bedrijven en grotere samenwerking tussen overheden, gemeenschappen en de private sector om strategische projecten te consolideren.